Ferdinand Domela Nieuwenhuis (1846–1919) was de vader van het Nederlandse socialisme en zowel gevreesd als geliefd. In 1925 werd in Amsterdam een museum aan hem gewijd. Daarmee is het Ferdinand Domela Nieuwenhuis Museum één van de oudste biografische musea van ons land.
Tegenwoordig bevindt het zich in Heerenveen, in het hart van het gebied waar Domela vele duizenden aanhangers vond onder de arme bevolking. De arbeiders vereerden hem met de titel ‘ús Ferlosser’. Gedreven door persoonlijk verlies en sociale verontwaardiging, wijdde hij zijn leven aan de strijd tegen onrecht. Zijn idealen vormen het hart van het Domela Nieuwenhuis Museum. Hier komt het verhaal tot leven van een man die zijn leven wijdde aan een betere wereld.
In de grote zaal van Museum Heerenveen klinkt nog altijd de echo van Ferdinand Domela Nieuwenhuis als predikant, politicus, vrijdenker en strijder voor sociale rechtvaardigheid. Domela Nieuwenhuis groeide op in een vooraanstaande liberale familie aan de Amsterdamse Herengracht. Zijn jonge jaren werden getekend door het verlies van zijn moeder en later drie echtgenotes, waaronder zijn grote liefde Johanna Lulofs. Deze persoonlijke tragedies vormden hem tot een diep meelevende man, gedreven door compassie en rechtvaardigheidsgevoel. Als vader voedde hij zijn kinderen gelijkwaardig en zelfstandig op. Hij vond zijn levensdoel in de emancipatie van de onderdrukten en de verheffing van het volk, niet als verlosser, maar als wegbereider.
Domela begon zijn carrière als predikant in onder meer Harlingen en Den Haag, waar hij opviel door zijn modernistische, vrijzinnige benadering van het geloof. Hij accepteerde de evolutietheorie en preekte het voorbeeld van Jezus als mens, niet als god. Zijn confrontatie met diepe armoede en sociale ongelijkheid leidde in 1879 tot zijn uittreden uit de kerk. Vanaf dat moment volgde hij het pad van de vrijdenker: een man die religieuze dogma’s verwierp en het handelen belangrijker vond dan geloofsbelijdenis.
In Friesland vond Domela een vruchtbare voedingsbodem voor zijn ideeën. In 1888 werd hij gekozen als Kamerlid voor Schoterland, tot woede van koning Willem III. In de Kamer streed hij fel tegen sociale misstanden, zoals de veenstakingen en de gedwongen winkelnering. Hij eiste herstelbetalingen voor koloniaal onrecht en bracht het socialisme op radicale wijze onder de aandacht. Zijn onverzettelijkheid maakte hem geliefd bij velen en gehaat door anderen; hij kreeg talloze dreigbrieven, maar ook duizenden bewonderaars.
Hoewel Domela Nieuwenhuis begon als sociaaldemocraat, nam hij na 1897 afstand van het parlementaire socialisme. Hij bepleitte een anarchistische samenleving, waarin vrijheid, vrede en solidariteit centraal stonden. Hij richtte ‘De Vrije Socialist’ op en was medeoprichter van de Internationale Anti-Militaristische Vereniging. Zijn kritiek op het leger, kolonialisme en het nationalistische onderwijs maakte hem een voorloper van progressieve denkers wereldwijd. Zijn uitspraken, zoals bij de opening van het Vredespaleis in 1913, bleken visionair: “Het vredespaleis is geopend, de oorlog kan beginnen.”
Domela zag het onderwijs als sleutel tot bevrijding. Hij zette zich in voor alternatieve geschiedschrijving, anti-militaristisch onderwijs en drankbestrijding. Hij droomde van een ‘nieuwe mens’. Een mens die vrij kon denken, in harmonie leefde met de natuur, geweld afwees en zich verzette tegen onrecht. Hij stelde hoge morele eisen aan zijn aanhangers: soberheid, arbeidsethos en maatschappelijke inzet. Tegelijk werd hij een symbool: vereeuwigd in kunst, vergeleken met Christus vanwege zijn uitstraling en opoffering. Zijn zoon César Domela, een kunstenaar van De Stijl, eerde hem met een indrukwekkend reliëf dat in Museum Heerenveen te zien is.
De authentieke studeerkamer biedt een intieme blik op zijn persoonlijke wereld. Omringd door boeken, brieven en foto’s komt de mens achter de beweging tot leven. Hier werkte Domela, schreef hij zijn pamfletten en onderhield hij correspondentie met geestverwanten over de hele wereld. "Ik heb graag mijn vrienden om me heen", schreef hij en in deze kamer zijn ze voelbaar aanwezig.
Domela overleed op 18 november 1919. Zijn uitvaart trok duizenden mensen; een rode vlag bedekte zijn kist, gedragen door zes dokwerkers. De eenvoudige ceremonie stond symbool voor zijn leven: dicht bij het volk, groots in betekenis. Zijn urn en die van zijn laatste levenspartner Egbertha Godthelp rusten samen in het museum. Domela’s levensmotto: Terar dum prosim (“Ik moge ten ondergaan, zolang ik nuttig ben”) blijft de kern van zijn nalatenschap.